zondag 18 maart 2012

Zeeuws meisje

Vroeger kwam ze ons vertellen dat we geen cent te veel moesten betalen. Tegenwoordig vindt ze haar gezondheid belangrijker dan geld. Dat heeft ze van haar vader: die vaart op een reddingboot en gebruikt dus Becel.


Ook ik heb reddingwerkers in mijn familie. Mijn overgrootvader Adriaan de Jager heeft aan het begin van deze eeuw gezorgd dat Stellendam een eigen reddingboot kreeg. Verschillende van zijn zoons voeren ook mee.

Mijn grootvader Leen de Jager was machinist. Die kon de dieselmotor repareren, al lag de boot bij windkracht 12 op zijn kop in zee en was het licht uitgevallen. Zijn broer Arie de Jager handelde, als hij even geen mensen moest redden, in olie en gas. Ik zie hem nog door Stellendam lopen, een oude man met twee flessen butagas op zijn schouders.

In het dorp woonde ook mijn andere overgrootvader, Gerrit van Gelder. Die heeft regelmatig op de reddingboot meegevaren als ‘opstapper’. Hem zag ik altijd bezig in zijn tuin, op zijn klompen de volvette klei omspittend; hij is er 98 mee geworden.

Stuk voor stuk mannen die aan één jasje niet genoeg hadden als ze al hun medailles wilden opspelden. Dacht u dat die ‘s ochtends Becel en halvajam op hun crackertje smeerden? Neen, die aten dikke boterhammen met gebakken eieren, of bruine bonen met spek. En natuurlijk gebakken vis waar de verzadigde vetten van afdropen.

Geschreven in januari 1999, naar aanleiding van irritante Becel-reclames. Zie ook www.nicospilt.com/Stellendam.htm


Geen opmerkingen: