Mijn eerste computer kocht ik in 1981. Dit was een Commodore 4032. De laatste twee cijfers slaan op het geheugen: 32 kilobytes. Tegenwoordig is dat amper genoeg voor een klein plaatje, maar vroeger moest je hier alles mee doen. 32 Kb was dus de ruimte die beschikbaar was voor zowel het programma dat je wilde gebruiken, als de gegevens die je met dat programma wilde verwerken.
CBM 4032. Gekocht op 23 juni 1981. Prijs 4189 gulden, plus 325 gulden voor de cassetterecorder. Floppydrive CBM 2031, in 1982 gekocht voor 3550 gulden. De 5.25" floppy's kostten 10 gulden per stuk. Niet op de foto staat printer CBM 4022P.
Programma's kon je zelf maken met behulp van Basic, of als je handig was rechtstreeks in machinetaal. Voor de opslag van gegevens gebruikte deze computer cassettebandjes. Als je met een ander programma wilde werken, was je minuten bezig om dat programma te laden. Een jaar later kocht ik er daarom een floppydrive bij. Die werkte met 5.25" diskettes. Ook had ik een printer, die werkte met kettingpapier.
De computer bezit een gebruikerspoort waarop je met wat handigheid zelf dingen kunt aansluiten. Bijvoorbeeld de joystick die je op de foto ziet, waarmee ik eenvoudige spelletjes kon besturen. Ik had ook een versterkertje ingebouwd, zodat de computer geluiden kon voortbrengen. De geluidssterkte werd geregeld met de ronde knop onder het beeldscherm. De computer kon ik, via een relais, ook zelf telefoonnummers laten bellen vanuit mijn adressenbestand.
Deze computer is niet te vergelijken met wat je tegenwoordig met een pc in huis haalt. De grafische mogelijkheden waren uiterst beperkt. Niet alleen vanwege het kleine geheugen, maar ook omdat je de pixels op het scherm niet afzonderlijk kon aansturen. Het scherm was opgebouwd uit 25 regels waarop 40 tekens pasten. Bij elkaar 1000 vakjes waarin je een letter, cijfer of symbooltje kon laten verschijnen.
De programma's die ik zelf maakte waren meestal administratief van aard: een adressenbestand, een programma om de score van dartwedstrijden bij te houden, een boekhoudprogramma (waarvan ik me later realiseerde dat ik een spreadsheet had gebouwd). In hobbykringen circuleerden ook spelletjes. Die kon je kopen of ruilen tegen zelfgemaakte programma's. Er bestonden zelfs vrij goede tekstverwerkers en schaakprogramma's.
Rond 1980 waren behalve Commodore diverse andere merken actief: Apple, Atari, Tandy, Sharp, en een rij nu allang vergeten namen. Allemaal computers voor de echte hobbyisten, die het leuk vonden om zelf te programmeren. Dat ging meestal in Basic, een eenvoudige programmeertaal. Elk merk had zijn eigen dialect, en bovendien waren de computers technisch volledig verschillend, dus een programma voor de Apple moest je helemaal ombouwen als je dat op een Commodore wilde gebruiken.
Er bestond wel een soort Esperanto: dat was Basicode. Dit was gemaakt in opdracht van het NOS-programma Hobbyscoop, dat een keer per week op de radio werd uitgezonden. Er werd altijd ook een Basicode-programma uitgezonden, dat je op een cassetterecorder kon opnemen en daarna in je eigen computer kon gebruiken. Tegenwoordig zouden we dat "downloaden" noemen. Een paar minuten lang zond de radio dan een hoop gekrijs en gepiep uit.
Commodore had ook grotere computers, waarmee men zich richtte op de zakelijke markt. Dat is nooit wat geworden, want die markt werd begin jaren 80 ingenomen door de "echte" pc's, met het besturingssysyteem dat Bill Gates in zijn garage had ontwikkeld. Wel een succes was de Commodore 64, een spelletjescomputer die je op een kleuren-tv kon aansluiten. Daarvoor waren ook leuke spelletjes te koop. Dat moest ook wel, want deze computer werd vooral gekocht door mensen die niet van plan waren om zelf te programmeren.
Meer lezen
In memoriam Jack Tramiel (uitvinder Commodore)
Mijn computers (externe link)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten